




Hanzebloed:
een historische wijn
De ramp met de West Aleta
Toen in de nacht van 12 februari 1920 het Amerikaanse vrachtschip West Aleta, onderweg van San Francisco naar Hamburg en Bremen, ter hoogte van de Noordergronden boven Terschelling in een storm verging, was het de reddingboot Brandaris van Terschelling, die met zeer veel moeite de 42 opvarenden van boord haalde. Kort daarop brak het schip voor de brug in tweeën. Het is één van de bekendste scheepsrampen die bij Terschelling plaatsvond, niet in het minst door de enorme hoeveelheid Californische wijn die het schip vervoerde. De lading bestond uit 15.000 vaten wijn, balen rijst, kisten haring, grenen balken, spiritus en andere stukgoederen
De houten vaten met wijn en port deden het Juttersbloed van de eilanders koken
Op het strand speelden zich fraaie taferelen af. De jutters boorden gaatjes in de wijnvaten om de smaak te proeven. Zoete wijn was favoriet. De zure liet men in het zand leeglopen. Er werd gedronken uit de klomp, de hoed of zelfs de pet en vele vaten kwamen niet in handen van de strandvonder maar verdwenen spoorloos in de duinen. Heel Terschelling rook naar drank en zelfs de geiten liepen dronken door de duinen.
(Bron: www.http://wrakkenmuseum.nl/west-aleta)

Een (voor)recht van eilanders
Vaak werd het recht op aangespoelde goederen door de overheid aan de meestbiedende verpacht. Daarentegen beriepen de bewoners van de Waddeneilanden zich op het recht om in vrijheid gebruik te kunnen maken van duinen, stranden en andere gemeenschapsgronden. Op Terschelling werd dit recht ook wel oerol genoemd.
Het jutten is vaak ontstaan uit armoede. Bewoners van eilanden en kustdorpen zochten op het strand naar spullen die ze konden gebruiken. Wrakhout werd als brandstof gebruikt of als bouwmateriaal. De jutters raakten hierdoor vaak in strijd met de strandvoogden.
Het jutten zit de eilanders nog steeds in het bloed. Ging het vroeger met paard en wagen, tegenwoordig zijn stoere fourwheeldrive auto's de werktuigen van de moderne strandjutters.
Want dat juttersbloed, gekregen van hun vaders, blijft stromen.

Kampen en Terschelling
De koopman uit Kampen
​
Het was de stoutmoedige Jan Willem Siebrand die vanuit Grafhorst, nabij Kampen, naar Harlingen trok ergens in het voorjaar van 1920. Zijn hanzebloed was gaan stromen toen hem ter ore was gekomen dat er ten noorden van Terschelling een Amerikaans vrachtschip was vergaan en dat er wel 35.000 vaten whisky, port en wijn waren aangespoeld.
​
Die portwijn leek hem wel wat en zo melde hij zich bij wijnhandel J.J. Stienstra & Co. Met twee vaten portwijn keerde hij terug naar Kampen en vulde hij er gebruikte flessen mee die succesvol werden verkocht.
Die handelsgeest en dat ondernemerschap is wat Hanzebloed behelst.